Cover van het rapport Een onbenut potentieel

Hieronder vindt u de samenvatting en de aanbevelingen uit het rapport An Untapped Potential. Klik hier om het volledige rapport te lezen.

Managementsamenvatting

Inclusie van de meest gemarginaliseerde en kwetsbare groepen ter wereld vormt de kern van de meeste ontwikkelingsprogramma's en -initiatieven, maar hierbij wordt zelden aandacht besteed aan mensen met een beperking. Dit erkennend, werd in 2006 het Verdrag van de Verenigde Naties (VN) aangenomen inzake de Rechten van Personen met een Beperking (Convention on the Rights of Persons with Disabilities, kortweg CRPD), in een poging de wereldwijde inspanningen om actief rekening te houden met handicaps als onderdeel van de inclusieagenda te bevorderen. Tot op heden hebben 168 VN-lidstaten de CRPD geratificeerd, waaronder Nederland.

Artikel 32 van de CPRD is opgebouwd rond negen indicatoren die samenwerking tussen partijen in het noorden en het zuiden aanmoedigen om de CRPD actief op te nemen in de ontwikkelingsagenda's. Sinds het verdrag in 2006 in werking is getreden, heeft het Ontwikkelingshulpcomité (DAC) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een marker geproduceerd om de voortgang te evalueren met betrekking tot inclusieve programmering voormensen met een beperking. Het is echter onduidelijk in hoeverre Nederland gebruik maakt van dit instrument en artikel 32 daadwerkelijk uitvoert, hetgeen aanleiding geeft tot de vraag die in dit rapport aan de orde wordt gesteld: Wat is de huidige stand van zaken in Nederland met betrekking tot de implementatie van artikel 32 van de CRPD? Wat is de huidige stand van zaken in Nederland met betrekking tot de implementatie van artikel 32 van de CRPD?

Deze vraag werd onderzocht door het analyseren van documenten, inclusief beleidsnotities en beschikbare (grijze) literatuur, en door middel van overleg met relevante overheidsfunctionarissen, maatschappelijke organisaties en deskundigen. Uit de analyse blijkt dat er binnen de Nederlandse overheid een groeiend besef is van het belang van disability inclusion in de ontwikkelingsruimte, maar alle pogingen om artikel 32 van de CRPD expliciet aan te pakken zijn halfslachtig of afwezig. Volgens het Nederlands Instituut voor de Rechten van de Mens houden ontwikkelingsprogramma's die door de Nederlandse overheid worden ondersteund, structureel geen rekening met de rechten van mensen met een beperking. Programma's gericht op inclusie van deze groep vertegenwoordigen slechts circa 2% van het totale Nederlandse officiële ontwikkelingshulpbudget.

Om inspiratie op te doen voor mogelijke handelwijzen voor de Nederlandse overheid is een scala aan internationale initiatieven om de CRPD te implementeren onderzocht, waaronder het Global Action on Disability (GLAD) -netwerk, dat 34 organisaties die financiële en technische ondersteuning bieden voor inclusie-initiatieven multilateraal verenigt; Help a Child (HaC), een Nederlandse niet-gouvernementele organisatie (NGO) die strategieën voor de implementatie van inclusie op lokaal niveau ontwikkelt; en Make 12,4% Work, een Oegandees initiatief dat de kloof tussen de particuliere en de publieke sector overbrugt om de CRPD te realiseren.

Aanbevelingen

Op basis van de analyse worden negen aanbevelingen aan Nederland gedaan om noodzakelijke stappen te nemen om de CRPD en artikel 32 te implementeren.

1. Ontwikkel en verspreid een regeringsmemo over de implementatie van artikel 32

Nederland heeft zich gecommitteerd aan artikel 32. Het is daarom niet langer een kwestie van bereidheid; actie is vereist. Nederland zou artikel 32 als wettelijk kader en zijn indicatoren als routekaart naar inclusie voor mensen met een beperking moeten gebruiken. De CRPD moet een cruciaal onderdeel worden van strategieën voor inclusie, zowel in beleid als in de praktijk. De eerste stap om dit te realiseren is het opstellen van een memo over hoe artikel 32 zal worden geïmplementeerd in de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en hoe het artikel kan worden vertaald in het werk van bijvoorbeeld ambassades, maatschappelijke organisaties en multilaterale partnerschappen. Bovendien moet worden geschetst wat de gevolgen zijn van de niet-implementatie van dit artikel voor de relaties tussen Nederland en andere overheden en hoe dit handelsovereenkomsten zal beïnvloeden.

2. Keur de DAC-disability marker van de OESO goed om de voortgang van inclusie te volgen

Rapportage over artikel 32 en inclusie van handicap binnen programma’s verschaft objectieve inzichten in de vooruitgang die is geboekt, of in het gebrek daaraan. Het maakt zichtbaar wat nodig is om inclusie van mensen met een beperking vooruit te helpen. De DAC-disability marker van de OESO helpt bij het systematisch volgen van ontwikkelingen op het gebied van inclusie en moet daarom worden aangenomen.

3. Faciliteer gelijktijdig empowerment en participatie

Er zijn twee manieren om disability inclusion te bevorderen: ten eerste door empowerment van mensen met een beperking en ten tweede door ervoor zorgen dat ze aan alle programma's kunnen deelnemen. Beide manieren zijn essentieel. Enerzijds moeten alle ontwikkelingsprogramma’s in elk stadium inclusief zijn, dus van ontwerp tot begunstigden. Nederland moet de verantwoordelijkheid nemen voor de programma's die worden gefinancierd door Nederlands geld en te allen tijde vermijden (onbedoeld) bij te dragen aan de uitsluiting van mensen met een beperking (bijvoorbeeld door structuur die niet toegankelijk is). Aan de andere kant zijn er programma's nodig die speciaal gericht zijn op empowerment van mensen met een beperking, om hindernissen voor participatie weg te nemen en (sociale) uitsluiting aan te pakken. Een manier om zowel empowerment als participatieve programmering te stimuleren is om financiële prikkels te bieden aan organisaties die in hun voorstellen aandacht besteden aan disability inclusion.

4. Zorg dat programma’s worden ingebed in de lokale context

Een goed begrip van de lokale percepties van handicaps zou het uitgangspunt moeten zijn van elk programma of activiteit op het gebied van inclusie, om eigenaarschap en goede implementatie te waarborgen en om ongelijke relaties te voorkomen. Samenwerken met lokale organisaties is belangrijk om programma's in te bedden in de lokale context.

5. Verbeter de Nederlandse capaciteit (human resources, kennis en financiering) inzake inclusie

De Nederlandse overheid moet investeren in versterking van disability inclusion in termen van human resources, kennis en financiering. Dit begint met de CRPD als focuspunt binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken, een duidelijk mandaat en voldoende tijd en capaciteit voor commitment aan deze taak. Dit zorgt voor systematische inspanningen in plaats van gefragmenteerde en ad hoc activiteiten die afhankelijk zijn van mensen die persoonlijk betrokken zijn bij inclusie. Tegelijkertijd moet kennis binnen de overheid en ambassades over inclusie van mensen met een beperking worden opgebouwd (bijvoorbeeld door ambassadeurs op te leiden over mensenrechten, inclusie en de verschillende vormen van uitsluiting). Dergelijke expertise kan worden opgebouwd door structurele financiering te bieden aan gehandicaptenorganisaties om trainingen te ontwikkelen om disability inclusion mainstream te maken en kennis over te dragen aan de Nederlandse overheid/het ministerie van Buitenlandse Zaken en maatschappelijke organisaties. Tegelijkertijd moeten gehandicaptenorganisaties zelf kritisch reflecteren op hun eigen organisaties en inclusiever worden op verschillende niveaus, zoals bijvoorbeeld geslacht, verschillende vormen van handicap, etniciteit etcetera.

6. Kijk met een intersectionele blik om de meerdere lagen van uitsluiting aan te pakken

Nederland loopt voorop in de diversiteitsagenda, bijvoorbeeld op gebied van van geslacht, jeugd en LGBTQI (lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, queer en intersekse). Handicap kan in deze agenda worden opgenomen door een intersectionele blik, aangezien uitsluiting zich manifesteert zich op meerdere manieren. Het bereiken van feministen of andere koplopers binnen verschillende afdelingen van de Nederlandse overheid en binnen maatschappelijke organisaties kan een goed startpunt zijn om een dergelijke blik te initiëren. Deze mensen weten wat het betekent om uitgesloten te worden en kunnen mogelijk pleitbezorger worden voor beperking-inclusieve verandering.

7. Wees internationaal betrokken om wereldwijd te leren en samen te werken aan inclusie

Nederland moet internationaal meer betrokkenheid tonen, actief deelnemen aan het GLAD-netwerk en andere internationale initiatieven zoals de jaarlijkse Global Disability Summit, om geïnspireerd te raken en samen te werken aan disability inclusion wereldwijd.

8. Wees bewust van de economische voordelen van inclusie

We moeten onze perspectieven herformuleren en onthouden dat voordelen van inclusie van mensen met een beperking veel verder strekken dan een morele verplichting - er zijn eindeloze economische voordelen te realiseren door de hele samenleving als inclusie een kernfocus wordt. Banen, kansen en economische groei behoren allemaal tot de mogelijkheden van disability inclusion.

9. Kom in actie!

Trial and error, leren door te doen; het is beter om stappen te zetten en de strategieën onderweg te perfectioneren, dan te blijven discussiëren en wachten op de ‘juiste’ strategie. De operationalisering van inclusie moet dicht bij huis beginnen, binnen de overheid en maatschappelijke organisaties, bijvoorbeeld door zaken als het werkgelegenheidsbeleid en de toegankelijkheid van voorzieningen (zoals rolstoeltoegankelijke gebouwen) onder de loep te nemen.

Hoewel aanbevelingen 1 tot en met 9 advies geven over hoe vooruitgang kan worden geboekt bij de uitvoering van artikel 32, is het van cruciaal belang om vast te stellen dat, zolang mensen met een beperking worden gestigmatiseerd en als ongeschikt worden beschouwd en anderen ongemak ervaren in hun omgeving, het een uitdaging blijft om Artikel 32 volledig te implementeren. Maar als we beginnen met actie ondernemen, zonder onze vooroordelen te vergeten en onszelf dwingen onze huidige manier van denken te veranderen, kunnen we niet alleen de fysieke barrières doorbreken die mensen met een beperking ervaren, maar ook onze eigen psychologische barrières.

Vergelijkbare berichten