Nederlands parlement

Op 2 juli deelde minister Kaag de brief over de "Nederlandse internationale inzet voor mensen met een handicap" met de Tweede Kamer. De Dutch Coalition on Disability and Development (DCDD) - bestaande uit 23 organisaties en individuele leden - waardeert de steun die het ministerie biedt aan verschillende inclusieprojecten en programma's.

De brief laat zien dat er steeds vaker projecten ondersteund worden van organisaties van mensen met een handicap die zich inzetten voor inclusieve systeemverandering in hun landen, via o.a. het Accountability Fund en Voice. Ook de multilaterale programma’s waar Nederland een bijdrage aan levert hebben steeds vaker aandacht voor inclusie. Wij zien dit als een hele positieve ontwikkeling.

Op basis van het overzicht in de brief schatten wij dat momenteel minder dan 2% van het totale Nederlandse ODA budget wordt besteed aan programma’s die ofwel de empowerment van organisaties van mensen met een handicap ondersteunen (zoals projecten via Voice en Accountability Fund), of die aandacht hebben voor inclusie van mensen met een beperking via mainstreaming binnen een breder thema (zoals onderwijs).

De Nederlandse inzet voor inclusie sluit daarom nog lang niet genoeg aan bij de ambitie die de Minister in dezelfde brief benadrukt, namelijk: “de ambitie om vooral verbeteringen te realiseren voor hen die het meest achtergesteld zijn (leave no one behind agenda).”

Wij zien drie belangrijke redenen om de aandacht voor inclusie en disability mainstreaming binnen bestaande programma’s concreter en meer structureel vorm te geven in beleid:

  1. Mensenrechten: People with disabilities are part of the target groups that the ministry focuses on: – 1 in 7 people worldwide, 1 in 5 poor people and people in crisis areas, – 1 in 5 women, – 1 in 4 LHBTI people, 1 in12 young people… has a disability. The UN Handicap Convention, to which the Netherlands committed itself in 2016, states that countries must “ensure that international cooperation, including international development programs, is accessible to people with disabilities and that no one is excluded” (Article 32). It is remarkable that the letter from the Minister does not mention the UN Handicap Convention.
  2. SDG-impact: In de brief wordt terecht benadrukt dat “de inspanningen [die momenteel door Nederland worden geleverd voor mensen met een handicap] essentieel zijn om de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen tegen 2030 te bereiken.” Dit is niet alleen omdat er veel mensen met een handicap zijn, en de meeste daarvan leven in armoede, maar ook omdat uitsluiting gevolgen heeft voor naaste familieleden en de samenleving als geheel. Onderzoek toont aan dat het slechts 3% van een programmabudget kost om toegankelijkheid voor mensen met een handicap vanaf het begin mee te nemen bij het ontwerp en de implementatie van een ontwikkelingsprogramma. Het "rendement van investeringen" van dergelijke integratiemaatregelen is zeer hoog - zowel economisch als sociaal [2].
  3. 'Geen kwaad doen': volgens onze schatting wordt 98% van het ODA-budget toegewezen aan programma's die mogelijk een negatieve invloed kunnen hebben op gelijke kansen voor mensen met een handicap. Omdat er in deze programma's geen specifieke aandacht lijkt te zijn voor mainstreaming van handicaps, handhaven ze vaak onbedoeld bestaande belemmeringen of creëren ze nieuwe. Denk aan ontoegankelijke informatiecampagnes, bouw van fysieke infrastructuur en ontwerp van digitale infrastructuur zonder gebruik te maken van de internationale richtlijnen voor toegankelijkheid. Het kost gemeenschappen in partnerlanden veel extra middelen om dergelijke belemmeringen achteraf weg te nemen.

We willen graag benadrukken dat DCDD een aanpak voorstaat waarbij geen aparte financieringsinstrumenten voor mensen met een beperking hoeven te worden ontwikkeld. De Minister heeft met ‘Power of Voices’ en het ‘SDG 5 fonds’ goede instrumenten voor empowerment, waar organisaties van mensen met een handicap gebruik van kunnen maken, mits zij voldoende toegang hebben tot deze instrumenten. Daarnaast heeft de Minister belangrijke instrumenten op het gebied van o.a. voedselzekerheid, onderwijs, werkgelegenheid, handel, water en sanitatie, seksuele en reproductieve gezondheid, psychosociale steun en noodhulp, waar mensen met een handicap aan kunnen deelnemen, mits daarbinnen voldoende aandacht is voor het mainstreamen van disability.

Wij stellen drie concrete maatregelen voor om op korte termijn de inclusie van mensen met een beperking sterk te verbeteren:

  • Maak het belang van inclusie zichtbaar: maak in oproepen expliciet dat BZ belang hecht aan de inclusie van mensen met een handicap en stel hiervoor een criterium in programmabeoordelingen. Begin met een pilot in twee subsidiekaders over thema's die een grote impact hebben (noodhulp en onderwijs). Op basis van de geleerde lessen kan worden bepaald wat kan worden verbeterd en opgeschaald;
  • Maak de voortgang op 'laat niemand achter' aantoonbaar: rapport over de OECD DAC handicapmarkering [3] die in 2018 is ingesteld. Onderzoek tegelijkertijd hoe een indicator de monitoring van opname in programma's kan verbeteren (bijvoorbeeld door middel van een bijeenkomst van deskundigen [4]);
  • Geef capaciteit voor opname een structurele plaats: zorg ervoor dat er een centraal persoon binnen BZ is met een duidelijk mandaat voor inclusie van handicaps en ondersteun een platform van expertorganisaties rond SDG 10-LNOB, die BZ-partners kunnen adviseren over het vormgeven van inclusie binnen hun programma's.

The Broker voerde recent een studie uit naar de stappen die verschillende stakeholders in de Nederlandse ontwikkelingssector hebben gezet om inclusie van mensen met een beperking vorm te geven in hun programma’s (sinds het VN Verdrag Handicap in 2016 is geratificeerd). De uitkomst hiervan wordt op 11 oktober gepubliceerd tijdens het Partos Innovatie Festival en op 14 oktober overhandigd aan het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

[1] Er staan geen bedragen in de brief, dus deze schatting komt als volgt tot stand: Via Voice gaat er per jaar 1.5 miljoen naar projecten van mensen met een handicap. De 10 projecten via de ambassades lijken geen grootschalige projecten, dus naar schatting zal dat samen met Voice maximaal 4 miljoen zijn. Van het totale budget voor maatschappelijk middenveld (210 miljoen) is dat zo’n 2%. De bijdrage aan Global Partnership for Education is 20 miljoen en aan Education Cannot Wait 3 miljoen; samen met de andere twee inclusieve multilaterale programma’s is dat naar schatting maximaal 40 miljoen per jaar. Dus als we uitgaan van 44 miljoen op een totaal van 4 miljard, is dat zo’n 1% aan aantoonbaar inclusieve en doelgroepgerichte besteding van ODA fondsen. Het overzicht is echter niet compleet, zoals de Minister aangeeft in de brief, waardoor we uitkomen op een uiteindelijke schatting van ‘minder dan 2%’. [2] DCDD (2018) ‘Social Business Case’: https://bit.ly/35c923O [3] OECD-DAC (2018) DCD/DAC/STAT(2018)39/REV1: https://bit.ly/2LSjeH2 [4] Betrek daarbij expertise uit het GLAD Network, een netwerk waarin donorlanden samen met andere stakeholders ervaringen en tools uitwisselen rond disability inclusion: https://gladnetwork.net
[2] DCDD (2018) "Social Business Case": https://bit.ly/35c923O
[3] OESO-DAC (2018) DCD / DAC / STAT (2018) 39 / REV1: https://bit.ly/2LSjeH2
[4] Betrek expertise van het GLAD-netwerk, een netwerk waarin donorlanden ervaringen en hulpmiddelen voor inclusie van gehandicapten uitwisselen met andere belanghebbenden: https://gladnetwork.net

Vergelijkbare berichten